Waarom ben ik zo trots op mijn afkomst?
Waar komt die trots vandaan?
Een Molukker. Een Molukse Nederlander. 16-jarig meisje van generatie nummer 4. Pattirane/Sekewael. Trots op haar afkomst.
Dat is wie ik ben. Nimué.
Als ik kijk naar mijn familie kijk en de vraag stel “leeft de oorlog/gebeurtenissen uit die tijd nog bij ons?”. Dan zou ik zeggen “Ja”. Omdat ik weet dat het fakkeltje nog brandt. Elke keer weer wanneer we met z’n allen bij elkaar komen, voel ik connectie en liefde. En ik hoor je denken “Ja, maar connectie heeft elke familie toch”. Akkoord. Maar deze connectie en liefde is gemengd met trots, tegelijkertijd pijn. Trots, omdat ik trots ben op mijn voorouders die hierheen zijn gekomen om een nieuw bestaan voor ons op te bouwen. Omdat zij voor ons hebben gestreden. Omdat zij ondanks alle tegenslagen en zelfs het moeten verlaten van hun vaderland, alsnog het beste eruit haalden. Voor ons. Trots, omdat zij deze mooie band die wij Molukkers onder elkaar hebben, toen hebben gecreëerd. Deze band, connectie en trots die zij hebben achtergelaten is het sterkste wat er is.
Daar ben ik dankbaar voor. Maar tegelijkertijd doet het ons pijn. Wat onze overgrootouders is aangedaan. Gevochten voor Nederland en als dank zijn ze uit hun ambt ontslagen toen ze in Nederland aankwamen. Het “tijdelijke” verblijf in Nederland werd permanent. Het terugkeren naar de vrije Molukken, wat onze grootouders is beloofd, is nooit nagekomen. Een oprechte excuses naar de Molukkers in Nederland is er naar mijn mening nooit geweest. Het lijkt alsof al hun moeite, strijdlust, hun aandeel aan het KNIL, al die energie, emoties, heel hun leven toegewijd was aan één ding -vrijheid- voor niks is geweest. Maar toch bleven zij sterk. Een groot voorbeeld voor ons allemaal. Respect, door deze zoektocht heb ik alleen maar nog meer respect voor mijn grootouders gekregen. Het heeft me ook nog trotser gemaakt.
De kleine kinderen spelen met elkaar in de gang, de rest van de familie zit bij elkaar en lachen hier en daar. Een oma die standaard in de keuken staat. Ik zie een opa flauwe grapjes maken bij neven en nichten die daar eigenlijk helemaal geen zin in hebben.
Tegelijkertijd ruik ik de lekkere geur van Asem pedis uit de keuken komen. Even dwaal ik af en droom ik over hoe we zometeen lekker Papeda met Asem pedis gaan eten. De papeda die je slurpt. Voelt als slijm in je mond. Beetje vlees erbij. En dan komt de saus. Zuur gecombineerd met heet en de bouillon van het vlees.
Ik schrik wakker omdat de deurbel gaat. Het is opa. Hij groet iedereen en gaat zitten op de plek waar hij altijd zit. De bruine houten stoel, waar oyang ook altijd op zat.
Iedereen die druk bezig is met praten en lachen en opa die stilletjes in een hoekje van de woonkamer zit.
Waarom he? Waarom zit opa er altijd zo bij?
Sommige kijken hem aan en lachen een beetje omdat ze hem er raar bij vinden zitten.
“Boetje niet zo stil, doe normaal. Djang malu”
Maar opa reageert niet.
Brand, bommen, wonden, bloed. Overal waar ik kijk zie ik het. Soms kan ik echt niet meer en wil ik opgeven, maar dan denk ik houd vol want je bent sterk. Ik heb een zwaar geweer in mijn handen en ik heb stevige laarzen aan. Ik zit achter een steen. Even uitrusten, dat heb ik wel verdiend. Ik droom even over al mijn leuke herinneringen. Maar al snel word ik wakker geschud door een andere KNIL-militair. Allebei zitten we te wachten op een seintje om aan te vallen. Ik neem even de tijd om te bidden. Er staan maar 3 Japanners voor ons, dat kunnen we makkelijk aan, denken we. Allebei liggend op de grond, met onze wangen in het zand. Ik voel de zandkorrels in mijn mond.
“Boetje niet zo stil, doe normaal. Djang malu”
Maar opa reageert niet.
Sommige kijken hem aan en lachen een beetje omdat ze hem er raar bij vinden zitten.
Nog steeds worden er uit ongemak snelle grapjes gemaakt.
Langzaam wordt het volume van iedereen minder. Het is stil. Ik hoor voetstapjes de woonkamer in komen, een van de meisjes van de gang. Zelfs zij merkt dat er spanning is. Ze loopt naar opa toe. “Ada apa opa?” zegt ze. Er valt een ongemakkelijke stilte.
Mijn opa zei laatst tegen mij: “ik vond het fijn om met jou te praten. Ik heb meer gedeeld met jou dan met jouw vader in al die jaren”